woensdag 15 april 2009

Pesten en treiteren voor Allah


Bij het lezen van The Legacy of Jihad, Islamic Holy War and the Fate of Non-Muslims van Andrew G. Bostom werd ik getroffen door een citaat van Mary Boyce die een beschrijving geeft van het systematisch wegpesten van een religieuze minderheid door moslims in Iran, het vroegere Perzië. De overeenkomst tussen het lot van de Zoroasters destijds en dat van de autochtone bewoners van veel grote steden in Europa nu is bijzonder treffend. Vooral het vetgedrukte gedeelte deed mij meteen denken aan de activiteiten van onze 'lichtgetinte medelanders'.

"Halverwege de negentiende eeuw werd Turkabad getroffen door een ramp, in de vorm van wat misschien de laatste massale gedwongen bekering in Iran was. Het lijkt niet langer mogelijk te zijn nog iets over de achtergrond van deze gebeurtenis te achterhalen; maar naar verluidt vond ze plaats op een herfstdag tijdens het oogsten van meekrap, een plant waaruit een verfstof werd bereid, – destijds een van de belangrijkste plaatselijke gewassen. Alle gezonde mannen waren in groepjes op het land aan het werk toen een troep moslims het dorp overviel en hen overmeesterde. Ze dreigden niet alleen de mannen zelf te doden maar ook hun vrouwen en kinderen, die op hetzelfde moment in hun huizen werden geterroriseerd, gruwelijke dingen aan te doen; en tegen het einde van die dag vol geweld had het grootste deel van het dorp de islam aangenomen. Je geloof verzaken na de erkenning van Allah en zijn profeet te hebben uitgesproken betekende in die tijd de dood, dus was Turkabad voor de oude religie verloren gegaan. De vuurtempel werd met de grond gelijkgemaakt, en waar hij eens had gestaan bleef slechts een hobbelig en kaal omheind stuk land over.

Eenzelfde lot moest in het verleden veel Iraanse dorpen hebben getroffen die niet goedschiks de islam omarmden; en het is niet zozeer de vraag waarom het Turkabad overkwam, als waarom niet alle Zoroastrische nederzettingen overweldigd werden. Uit de aanwijzingen, al zijn die nog zo schaars, blijkt echter dat de Zoroasters in Yazd op onregelmatige en onvoorspelbare wijze werden bestookt, soms waren de aanvallen minder wreed, soms werden ze beteugeld door krachtige bestuurders; en over het algemeen lijkt de opmars van de islam over de vlakte, hoewel gestaag, meer door langzame erosie dan door woest geweld te zijn veroorzaakt. Het proces was nog steeds gaande in de jaren zestig van de 19e eeuw, en daardoor was te zien hoe het zich voltrok. De ene keer vestigden zich enkele moslims aan de rand van een Zoroastrisch dorpje, de andere keer bekeerden een of twee Zoroastrische families zich tot de islam. Wanneer de dominante religie eenmaal een bres had geslagen, drukte ze meedogenloos door, als een opkomend tij. Er kwamen meer moslims, en al spoedig werd er een kleine moskee gebouwd, die weer anderen aantrok. Zolang de Zoroasters in de meerderheid bleven was hun leven draaglijk, maar wanneer de moslims eenmaal talrijker waren ontstonden al gauw kleine maar alomtegenwoordige pesterijen. Die waren deels verbaal, met schimpscheuten over het aanbidden van vuur, en opmerkingen over hoe weinig Zoroasters er in de wereld waren, en hoe veel moslims, die daarom wel over de waarheid moesten beschikken; en ook over hoeveel materiële voordelen de islam wel niet bracht. Vaak ging het ook om fysiek geweld; jongens maakten ruzie, en groepen jongeren belaagden en bedreigden individuele Zoroasters. Ze amuseerden zich ook door in de plaatselijke stiltetoren te klimmen en deze te ontwijden, en misschien zelfs in de vuurtempel in te breken om de heilige vlam te vervuilen of te doven. Degenen met criminele neigingen vonden ook dat een religieuze minderheid aanlokkelijke kansen bood voor diefstal, om iets van het land mee te pikken, en soms voor verkrachting en brandstichting. De Zoroasters die deze druk weerstonden, gaven er uiteindelijk vaak de voorkeur aan om hun bezittingen te verkopen en weg te trekken naar een plek waar hun geloofsgenoten nog relatief talrijk waren, en waar ze in vrede konden leven, en op die manier was weer een dorp voor het oude geloof verloren gegaan.(nadruk Antivenin) Verscheidene van de vooraanstaande families in Sharifabad hadden voorouders die door intense druk van de moslims waren verdreven uit Abshahi, eens een zeer vroom en orthodox dorp aan de zuidelijke rand van Yazd; en een kortere migratie was gemaakt door de familie van de honderdjarige ‘Hajji’ Khodabakhsh, die zelf rond 1850 was geboren en in 1964 nog kwiek en robuust was. Zijn familie, die heel godvruchtig was, had haar thuis in Ahmedabad (iets ten noorden van Turkabad) verlaten toen hij een kleine jongen was, en had zich in Sharifabad gevestigd om te ontsnappen aan de vervolging en de bedreiging van hun orthodoxe manier van leven. Andere Zoroasters hielden nog een paar decennia langer stand, maar tegen het einde van de eeuw was Ahmedabad volledig moslim, net zoals Abshahi dat werd in 1961. [Boyce’s voetnoot: De laatste Zoroasterse familie verliet Abshahi in 1961, na de verkrachting en daaropvolgende zelfmoord van een van hun dochters.] Het was opmerkenswaardig dat de dorpen die aan de Zoroasters werden overgelaten overwegend zulke waren die over weinig water beschikten en waar de omstandigheden voor de boeren zwaar waren."
Boyce, Persian Stronghold of Zoroastrianism, pag. 7-8

Zowat elke dag verschijnen er in de media berichten over soortgelijke "incidenten" in de steden in ons eigen land.

Ook de autochtonen geven er uiteindelijk vaak de voorkeur aan om hun huis te verkopen en weg te trekken naar een plek waar ze in vrede kunnen leven, en op die manier gaan onze steden huis voor huis, straat voor straat, wijk voor wijk verloren voor de autochtone bewoners en hun cultuur. Tot weer een stukje van de wereld is veroverd voor Allah.

The Legacy of Jihad, Islamic Holy War and the Fate of Non-Muslims
Andrew G. Bostom, MD
ISBN 978-1-59102-602-0

Zoroastrians: Their Religious Beliefs and Practices
Mary Boyce
ISBN-13: 978-0-41523-903-5