“De Euro-Arabische Dialoog als een gezamenlijk forum voor de Europese Gemeenschap en de Arabische Liga kwam voort uit een Frans initiatief en werd in december 1973 gelanceerd op de Europese top in Kopenhagen, kort na de “Oktober Oorlog” en het olie-embargo. De Europeanen zagen het als een forum om economische zaken te bespreken, terwijl de Arabische zijde het eerder zag als een forum om politieke zaken te bespreken.
Het MEDEA Instituut wil een hulpmiddel en een referentiepunt zijn voor iedereen die de Euro-Mediterrane dialoog wil aangaan. Via zijn bijeenkomsten en lezingen probeert het Instituut politieke, economische en diplomatieke spelers, experts, journalisten, academici en anderen de gelegenheid te bieden van gedachten te wisselen.”
Bat Ye’or vestigt de aandacht op het feit dat Eurabië buiten het zicht van de openbaarheid functioneert, soms vangen we er een glimp van op als we weten waar we op moeten letten. Als u op zoek gaat in de archieven van de MEDEA-website en andere bronnen en de documenten zorgvuldig doorleest, dan is de informatie er. Er bestaat zelfs meer materiaal op papier, zowel in het Frans als in het Engels. Ik beweer, net als Bat Ye’or, dat er genoeg informatie beschikbaar is om de stelling van Eurabië te valideren.
Een van de documenten die Bat Ye’or zo vriendelijk was me te sturen (een document dat ze wel in de Franstalige versie van haar boek vermeldt, maar niet in de Engelstalige versie) is de Common Strategy of the European Council - de visie van de EU voor het Middellandse Zeegebied, van 19 juni 2000.
Dit document bevat talrijke aanbevelingen, zoals:
“het uitwerken van partnerschap-versterkende maatregelen, met name door het bevorderen van regelmatig overleg en het uitwisselen van informatie met de Mediterrane partners, het ondersteunen van de onderlinge verbindingen van de infrastructuur van de Mediterrane partners, en tussen hen en de EU, het nemen van alle noodzakelijke maatregelen om betrokkenheid van de burgermaatschappij te faciliteren en te stimuleren evenals de verdere groei van uitwisseling van personen tussen de EU en de Mediterrane partners. NGO’s zullen worden aangemoedigd om deel te nemen aan samenwerking op bilateraal en regionaal niveau. Aan de media en de universiteiten zal bijzondere aandacht worden besteed [nadruk Fjordman].
Het bevat ook de doelstelling om de Arabische partners te helpen met “het proces om te komen tot vrijhandel met de EU.” Dit zou minder onschuldig kunnen zijn dan het klinkt, en ik kom er later op terug.
De Strategie wil ook “voortzetting van de dialoog tussen culturen en beschavingen om intolerantie, racisme en xenofobie te bestrijden.” Let op: deze verklaring werd gedaan voor zowel het begin van de tweede Palestijnse intifada als de terroristische aanslagen van 11 september 2001. Het was bijgevolg onderdeel van een proces dat al gaande was, en niet een reactie op een bepaald internationaal incident.
Vooral één punt in het document is interessant. De EU wilde “het identificeren van overeenkomsten tussen juridische systemen van verschillende oorsprong bevorderen om problemen op te lossen op het gebied van de burgerlijke wetgeving met betrekking tot particulieren: erfrecht en familierecht, inclusief echtscheiding.”
In gewoon Nederlands kan deze nevelige, bureaucratische verklaring moeilijk anders worden gezien dan een indicatie dat de EU-landen inschikkelijk zullen zijn, en wat betreft familieaangelegenheden voor moslim-immigranten hun seculiere wetgeving zullen aanpassen aan de eisen van de sharia.
In een ander document van december 2003, dat online beschikbaar is, hebben Javier Solana, Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie en Romano Prodi, voorzitter van de Europese Commissie, een plan ondertekend om “het partnerschap van de EU met de Arabische wereld te versterken.”
Dit omvat het creëren van een vrijhandelszone, maar ook plannen om “de culturele/religieuse/beschavings- en mediadialoog te stimuleren door gebruik te maken van bestaande en geplande instrumenten, inclusief de geplande Euro-Mediterrane Stichting voor de Dialoog tussen Culturen en Beschavingen."
"Arabische immigranten leveren een aanzienlijke bijdrage aan de ontwikkeling van Europa. De EU zet zich volledig in om te strijden tegen alle uitingen van racisme en discriminatie in welke vorm dan ook. (Wat is discriminatie? Seculiere wetten?) Volledig respect voor de rechten van immigranten in Europa is een consequent beleid binnen heel Europa. De uitvoering daarvan moet verder worden verbeterd en binnen het kader van de bestaande overeenkomsten moet de samenwerking verder worden versterkt om rekening te houden met de zorgen van de Arabische partners.”
Super-Eurocraat Romano Prodi wil meer samenwerking met Arabische landen. Hij praat over een vrijhandelszone met de Arabische wereld, maar dit brengt met zich mee dat Arabische landen toegang zouden hebben tot de vier vrijheden van de interne markt van de EU, waaronder het vrije verkeer van personen over nationale grenzen. Over dit feit, de potentieel enorme implicaties van het creëren van een “interne markt” met een Arabische wereld waar de bevolkingsgroei een hoge vlucht neemt, wordt in de Europese media praktisch NOOIT gedebatteerd of zelfs maar aangestipt. Toch zou dat het einde kunnen betekenen van Europa zoals we het eens kenden. Nog een verklaring van de “Zesde Euro-Med Ministeriële Conferentie: het Partnerschap versterken en bevorderen” op 28 november 2003 in Brussel geeft de opzet van deze interne Euro-Mediterrane markt:
“Dit initiatief biedt de naburige EU-partners, in ruil voor tastbare politieke en economische hervormingen, geleidelijke integratie in de uitgebreide Europese interne markt en de mogelijkheid uiteindelijk de vier fundamentele vrijheden van de Eu te bereiken: vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen [nadruk Fjordman]. Naar verwacht zullen de ministers ook het voorstel van de Commissie steunen om een Euro-Mediterrane Stichting voor de Dialoog tussen Culturen, een Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering op te richten.”
In juni 2006 verklaarde de destijds pas gekozen Italiaanse premier Romano Prodi:
“Het is tijd naar het zuiden te kijken en weer een nieuw beleid van samenwerking voor het Middellandse Zeegebied te lanceren.” Prodi schetste een gezamenlijk Italiaans-Spaans initiatief dat de aan de Middellandse Zee grenzende landen “andere” politieke oplossingen wilde verschaffen dan die in het Euro-Mediterrane partnerschap werden geboden. De premier legde toen uit dat het Barcelona Proces – waarvan het best bekende aspect de creatie van een vrije handelszone tegen 2010 is – niet langer voldoende was en dat een andere benadering noodzakelijk was. “De landen aan de zuidelijke kusten van de Middellandse Zee verwachten dat van ons,” voegde hij eraan toe.
Let op hoe Prodi, die door Bat Ye’or is geïdentificeerd als een bijzonder hartstochtelijke Eurabiër, refereert aan wat de Arabieren verwachten van Europese leiders. Hij zei niet of er veel enthousiasme was over het vooruitzicht van een nog vrijere toevloed van migranten uit Arabische landen en Turkije, wat het gevolg zal zijn van deze “Euro-Mediterrane vrijhandelszone”.
Tijdens de Euro-Mediterrane midterm Vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken in Dublin in mei 2004 verklaarden de deelnemers dat:
“We werken nu aan de ontwikkeling van een gezamenlijke visie over betrekkingen met het gebied dat zich uitstrekt van Mauretanië tot aan Iran – het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten. De [Europese] Unie heeft voorgesteld de Mediterrane partners op te nemen in het Europese Nabuurschapsbeleid.”
“De EU kan een intensievere politieke dialoog bieden en grotere toegang tot EU-programma’s en beleid, inclusief de geleidelijke deelname aan de vier vrijheden, in het bijzonder de Gemeenschappelijke Markt, evenals versterkte samenwerking op het terrein van justitie en binnenlandse zaken.”
Nog eens, wat betekent “samenwerking op het terrein van justitie en binnenlandse zaken” met Egypte, Syrië en Algerije precies? Ik weet het niet, maar ik weet niet zeker of het antwoord me wel zo goed zal bevallen.
De Barcelona-declaratie van 1995 moedigde “contacten tussen parlementariërs” aan en nodigde het Europese Parlement, met andere parlementen, aan om “de Euro-Mediterrane parlementaire dialoog” te lanceren. In maart 2004 werd dit verzilverd in een specifieke instelling onder de naam Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering, EMPA (pdf). Tijdens de Euro-Mediterrane Ministeriële Conferentie in Kreta in mei 2003 voegden de ministers een bepaling toe, die voorzag in de adviserende rol die de Parlementaire Vergadering zal spelen binnen het kader van het Barcelona Proces.
EU Commissaris Chris Patten heeft herhaald dat de Europese Commissie bereid is om volledig samen te werken met de Vergadering, en deze het recht te geven commentaar te leveren op elk onderwerp dat voor de Euro-Arabische Dialoog van belang is.
De Vergadering bestaat uit 120 leden uit de EU-landen, zowel leden van nationale parlementen als van het Europese Parlement, en een zelfde aantal afgevaardigden van de parlementen van de Mediterrane partnerlanden.
Net als de meeste Europeanen had ik zelfs nog nooit gehoord van deze instelling voor ik hem tijdens een zoektocht op het internet toevallig tegenkwam. Maar blijkbaar gaat deze instelling invloed uitoefenen op de toekomst van mijn hele continent. Dit roept bij mij een aantal vragen op. Wanneer we weten dat onder deze “Mediterrane partnerlanden” zich ondemocratische Arabische landen als Syrië bevinden, is het dan niet verontrustend dat afgevaardigden van deze landen deel uitmaken van een permanente instelling die adviserende bevoegdheden heeft over de interne aangelegenheden van de Europese Unie? Vooral als we weten dat onze eigen, democratisch gekozen parlementen al gereduceerd zijn tot een “overlegstatus” met de ongekozen federale EU-wetgevers in Brussel?
De Algiers-declaratie voor een Shared Vision of the Future (Gedeelde visie op de toekomst, vert.) was het resultaat van een congres dat in februari 2006 werd gehouden in Algerije. Het document verklaart: “De creatie van een Euro-Mediterrane, op universele waarden gebaseerde entiteit is essentieel” en “Het is van cruciaal belang het hele gemeenschappelijke culturele erfgoed positief te doen uitkomen, zelfs als het gemarginaliseerd of vergeten is.” Een Gezamenlijk Actieplan stelt een groot aantal aanbevelingen op over de manier waarop deze nieuwe Euro-Mediterrane entiteit tot stand kan worden gebracht. Enkele van deze aanbevelingen zijn:
- Bestaande organisaties en de inhoud van de media aanpassen aan de doelstellingen van de Noord-Zuid-dialoog, en het oprichten van een Euro-Mediterraan journalistiek centrum
- De creatie van een gezamenlijk door de Mediterrane partners beheerd netwerk voor de ontwikkeling van een “geharmoniseerd onderwijssysteem” [Een “geharmoniseerd onderwijssysteem” voor de Arabische wereld en Europa? Wat houdt dat in? Wil ik dat wel weten? Zullen ze ons dat vertellen voor het een fait accompli is?]
- Het faciliteren van de overdracht van technische kennis tussen de EU-landen en de Mediterrane partnerlanden en “het aanmoedigen van het verkeer van personen”.
- Het voorbereiden van acties en argumenten om de mobiliteit van individuen te bevorderen, vooral van studenten, intellectuelen, kunstenaars, zakenlieden ‘en alle overbrengers van dialoog”.
- Het oprichten van ministeries die verantwoordelijk zijn voor Mediterrane zaken in de landen van het noorden en het zuiden (lees: Europa en de Arabische wereld, in Eurocraten newsspeak), om te profiteren van een beter management van Mediterraan beleid.
- Het trainen van leraren en uitwisselen van studenten tussen het noorden en het zuiden en het oprichten van een netwerk van Euro-Mediterrane Jongerenclubs.
- Het aanstellen van een anti-laster “burger-waakhond” (met een Internet-instrument en een netwerk voor juridische hulp, om het hoofd te bieden aan racistische opmerkingen en het verspreiden van haat tegenover mensen met een andere religie, nationaliteit of etnische achtergrond.
Deze afspraken, om de Europese geschiedenisboeken compleet te herschrijven om de islam in een gunstig daglicht te stellen, en geleidelijk “islamofobie” als racisme het zwijgen op te leggen worden zelfs nu ten uitvoer gebracht.
Walter Schwimmer, de Oostenrijkse diplomaat en Secretaris-generaal van de Europese Raad van 1999 tot 2004, zei op de Islamitische conferentie in Istanboel (15 juni 2004) tegen de ministers van Buitenlandse Zaken dat de islamitische component een integraal onderdeel is van de diversiteit van Europa. Hij bevestigde nogmaals dat de Raad van Europa zich verplicht te werken tegen islamofobie, antisemitisme en andere vormen van intolerantie.
De Raad was ook actief betrokken bij de co-organisatie van een Conferentie over het Imago van de Arabisch-islamitische cultuur in Europese geschiedenisboeken, die in december 2004 plaatsvond in Cairo. Deze conferentie werd gehouden in het kader van de Euro-Arabische Dialoog “Learning to Live Together”(Leren samenleven, vert.). Het doel van de conferentie was de negatieve stereotypes in het imago van de Arabisch-islamitische cultuur in de bestaande lesboeken over geschiedenis te onderzoeken, en te discussiëren over manieren om aan deze vastgeroeste typeringen een einde te maken.
In het Europese Parlement verklaarde de Duitse Christen-Democraat Hans-Gert Pöttering dat schoolboeken moesten worden onderzocht op intolerante voorstellingen van de islam door experts onder toezicht van de Europese Unie en islamitische leiders. Hij zei dat schoolboeken moesten worden gecontroleerd om te garanderen dat ze Europese waarden promoten zonder religieuze stereotypen of vooroordelen te propageren. Hij stelde ook voor dat de EU zou kunnen samenwerken met de uit 56 landen bestaande Organisatie van de Islamitische Conferentie om een comité samen te stellen om de schoolboeken te herzien.
In juni 2005 werd in Rabat, Marokko, een conferentie gehouden over “Fostering Dialogue among Cultures and Civilizations” (Het bevorderen van de Dialoog tussen Culturen en Beschavingen, vert.). De Conferentie was gezamenlijk georganiseerd door UNESCO, de Islamic Educational, Scientific and Cultural Organization (ISESCO), de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC), de Arab League Educational,Cultural ans Scientific Organization (ALECSO), het Danish Centre for Culture and Development (DCCD) en de Anna Lindh Euro-Mediterranean Foundation for the dialogue between Cultures (Alexandria, Egypte).
Let op: dit was maanden voor de Deense Mohammed-cartoons alles overhoop haalden. Het was geen reactie op deze kwestie, maar het was onderdeel van een onafgebroken, lopend proces om de Arabisch-islamitische cultuur in Europa te promoten.
Onder de aanbevelingen die werden gedaan door dhr. Olaf Gerlach Hansen, directeur-generaal van de DCCD: “We zijn geïnteresseerd in nieuwe acties in de media, in cultuur en in onderwijs. Deze voorstellen luiden:
-Concrete initiatieven om “interculturele competenties” te ontwikkelen in de training van nieuwe generaties journalisten - Concrete initiatieven voor “banden en uitwisseling van gedachten tussen journalisten, redacteuren, media-instituten, die interculturele samenwerking aanmoedigen” – Concrete initiatieven voor leerplanontwikkeling door nieuw materiaal en revisies van bestaande schoolboeken.
Al wordt het niet direct gezegd, je kunt er gevoeglijk vanuit gaan dat onder de “negatieve stereotypen” die uit de schoolboeken moeten worden verwijderd waarmee geschiedenis wordt onderwezen aan Europese kinderen elke en enige referentie valt aan de 1300 jaar voortdurende jihad oorlogvoering tegen Europa. Deze aanbevelingen werden aangenomen en verwerkt in de Rabat Commitment.
Volgens Serge Trifkovic “De huidige technologische, culturele en financiële sterkte van Europa is een façade waaronder een diepe morele en demografische zwakte schuilgaat. De symptomen van de malaise blijken uit de nooit eerder voorgekomen demografische ineenstorting en in het verlies van een gevoel voor plaats en geschiedenis die hand in hand gaan met de uitbreiding van de Europese Unie. De opkomende transnationale superstaat is actief bezig zijn bevolking te indoctrineren om ze te laten geloven en accepteren dat de demografische verschuiving ten gunste van de moslimimmigranten eigenlijk een zegen is.”
Hij wijst specifiek op Aanbeveling No. 1162 van de EU Parlementaire Vergadering (19 september 1991) over “de bijdrage van de islamitische beschaving aan de Europese cultuur.” Tien jaar later, in zijn Algemene beleidsaanbeveling no. 5: “Bestrijden van intolerantie en discriminatie tegen moslims”, legde de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie de nadruk op: “de positieve bijdrage van de islam aan de voortdurende ontwikkeling van Europese maatschappijen, waarvan het een integraal onderdeel is.” Grote spijt werd betuigd over het feit “dat de islam soms onjuist als een bedreiging wordt afgebeeld.”
De ECRI riep de EU-landen op maatregelen te nemen die in feite elk debat over de islam zouden verbieden en pro-moslim “affirmative action” (positieve discriminatie) te introduceren. Europese landen moesten:
- Leerplannen aanpassen om “vertekende interpretaties van religieuze en culturele geschiedenis” en “de afbeelding van islam als vijandig en als een bedreiging” te voorkomen.
- Debat in de media aanmoedigen over het imago dat ze van de islam overbrengen en over hun verantwoordelijkheid om te vermijden dat vooroordelen en vooringenomenheid blijven voortduren.
Trifkovic zegt: “De Eurocraten, cynisch defaitistisch, egocentrisch en slechts verantwoording schuldig aan hun eigen corrupte klasse, zijn even slecht als de meelopers van de jihad; ze zijn actieve handlangers en supporters.
Eurabiërs willen een eenheid van de Mediterrane regio creëren. Deze wens lijkt opvallend veel op de doelen van sommige islamitische organisaties.
De Moslim Broederschap, die wordt beschouwd als de belangrijkste islamitische beweging van de vorige eeuw, werd gesticht door Hassan al-Banna in 1928, geïnspireerd door de contemporaine Europese fascisten naast islamitische teksten.
De Duitse historicus Egon Flaig citeerde Banna als volgt:
“Wij willen dat de vlag van de islam weer wappert over die landen die eens fortuinlijk genoeg waren om enige tijd door de islam geregeerd te worden en de roep van de muezzin die Allah prijst te horen. Toen doofde het licht van de islam en keerden ze terug naar het ongeloof. Andalusië, Sicilië, de Balkan, Zuid-Italië en de Griekse eilanden zijn allemaal islamitische kolonies die moeten terugkeren in de armen van de islam. De Middellandse Zee en de Rode Zee moeten binnenzeeën van de islam worden, zoals ze vroeger waren.”
Patrick Poole beschrijft hoe de discussie over een document genaamd “Het Project” tot nu toe beperkt is gebleven tot de uiterst geheime wereld van de Westerse inlichtingendiensten. Alleen door het werk van een moedige Zwitserse journalist, Sylvain Besson, is informatie betreffende Het Project tenslotte openbaar gemaakt. Het document werd gevonden tijdens een inval in een luxe villa in Campione, Zwitserland op 7 november, 2001. Het doelwit wit de inval was Youssef Nada, die al meer dan 50 jaar actief bij de Moslim Broederschap is betrokken.
Onder de documenten die tijdens de inval in Nada’s Zwitserse villa in beslag werden genomen bevond zich een in het Arabisch geschreven plan van veertien bladzijden, gedateerd op 1 december, 1982, dat een strategie van 12 punten schetst om “een islamitische regering op aarde te vestigen” – genaamd Het Project. Volgens een verklaring van Nada tegenover de Zwitserse autoriteiten was het ongetekende document opgesteld door “islamitische onderzoekers” die betrokken waren bij de Moslim Broederschap. Het vertegenwoordigt een flexibele, lange-termijnbenadering in meerdere fasen van de “culturele invasie” van het Westen.
Het Project heeft al meer dan twee decennia dienst gedaan als de “blauwdruk” van de Moslim Broederschap. Enkele van de aanbevelingen luiden:
- Gebruik maken van misleiding om de voorgenomen bedoelingen van islamistische acties te maskeren
- Opbouwen van uitgebreide netwerken van scholen, ziekenhuizen en liefdadige instellingen
- Het betrekken van moslims die onze ideologie trouw zijn bij democratisch gekozen instellingen op alle niveaus in het Westen, inclusief overheid, NGO’s, particuliere instellingen en vakbonden.
- Gebruik maken van bestaande Westerse instellingen tot ze kunnen worden overgenomen in dienst van de islam.
- Allianties sluiten met Westerse “progressieve” organisaties met vergelijkbare doelstellingen.
Youssef al-Qaradhawi, een in Egypte geboren en in Qatar woonachtige islamistische geestelijke maakt deel uit van deze groep intellectuelen van de Moslim Broederschap. Sylvain Besson en Scott Burgess hebben allebei de in 1990 verschenen publicatie van Qaradhawi, Priorities of the Islamic Movement in the Coming Phase (Prioriteiten van de islamitische beweging in de komende fase, vert.) uitgebreid vergeleken met Het Project. Ze merken de opvallende overeenkomsten op in het taalgebruik en de plannen en methoden die beide documenten aanbevelen.
Zoals Patrick Poole zegt: “Het verrassende is hoe effectief het islamistische veroveringsplan dat in Het Project wordt geschetst gedurende twee decennia door moslims in het Westen is geïmplementeerd.
Youssef al-Qaradhawi, een van de invloedrijkste geestelijken in de Soennitische islam, heeft voorspeld dat “islam als veroveraar en overwinnaar naar Europa zal terugkeren”, en was een belangrijke figuur tijdens de Mohammed-cartoonrellen, die de woede opzweepte tegen Denemarken en het Westen.
Volgens dr. Rachel Ehrenfeld en Alyssa A. Lappen: “De rellen in Denemarken en de rest van de wereld waren duidelijk niet spontaan ontstaan, maar lang van tevoren door islamistische organisaties die de Moslim Broederschap steunen gepland en georganiseerd, en hoofdzakelijk door Saoedi-Arabië gefinancierd."
De huidige leider van de internationale Moslim Broederschap, Mohammad Mahdi Akef, verkondigde onlangs een nieuwe strategie en riep alle aanverwante organisaties op zich in dienst te stellen van de mondiale doelstelling het Westen te verslaan. Akef heeft de VS "een satan" genoemd. "Ik verwacht dat Amerika binnenkort ineenstort", en heeft verklaard: "Ik vertrouw er volledig op dat de islam Europa en Amerika zal overstromen.”
Ehrenfeld en Lappen zeggen dat de Moslim Broederschap en daaraan ontsproten organisaties gebruik maken van de Flexibiliteitsstrategie.
“Deze strategie roept een moslimminderheid op met alle “legale” middelen door de meerderheid gedomineerde, non-moslim, seculiere en religieuze instellingen te infiltreren, te beginnen met de universiteiten. Het gevolg is dat “geïslamiseerde” moslims en non-moslim academici deel gaan uitmaken van de beroepsbevolking, inclusief de overheid en de ambtenarij, waar ze klaar staan om ordediensten, inlichtingendiensten, het leger, buitenlandse zaken en financiële instellingen te ondermijnen.
In de Middle East Quarterly schrijft Lorenzo Vidino over “The Muslim Brotherhood’s Conquest of Europe."
Volgens hem: “Sinds het begin van de jaren zestig zijn leden en sympathisanten van de Moslim Broederschap naar Europa getrokken en hebben langzaam maar zeker een wijdvertakt en goed georganiseerd netwerk van moskeeën, liefdadigheidsinstellingen en islamitische organisaties opgebouwd.”
Een van de eerste pioniers in Duitsland was Sa'id Ramadan, de persoonlijke secretaris van Broederschap-stichter Hassan al-Banna. Het olierijke koninkrijk van Saoedi-Arabië heeft geld laten stromen naar het machtige Islamic Center of Geneva, Zwitserland, geleid door Sa'ids zoon Hani Ramadan, broer van Tariq Ramadan. Hani Ramadan werd berucht door – ondermeer – een artikel in het Franse dagblad Le Monde in 2002 waarin hij het door steniging ter dood brengen van overspeligen verdedigde. Tariq Ramadan, een professionele “gematigde moslim”, riep later op tot een “opschorting” van steniging.
Volgens Vidino: “Het toppunt van ironie is dat Moslim Broederschap-stichter Hassan al-Banna ervan droomde het islamisme te verbreiden door heel Egypte en de islamitische wereld. Hij had nooit kunnen dromen dat zijn visie ook in Europa werkelijkheid zou kunnen worden."
Ex-moslim dr. Patrick Sookhdeo waarschuwt dat de islamisering in Europese steden niet toevallig plaatsvindt. Het "is het gevolg van een zorgvuldige en welbewuste strategie van bepaalde moslimleiders die in 1980 werd gepland toen de Islami“ische Raad van Europa een boek publiceerde met de titel Muslim Communities in Non-Muslim States(Moslim gemeenschappen in non-moslim staten, vert.).
De instructies die in het boek worden gegeven gaven de moslims opdracht bijeen te komen en zich in levensvatbare moslimgemeenschappen te organiseren. Ze moesten moskeeën, gemeenschapscentra en islamitische scholen stichten. Ze moesten ten koste van alles vermijden op te gaan in de meerderheid, en om dat tegen te gaan moesten ze zich geografisch groeperen en zones vormen met een hoge moslimdichtheid.
Douglas Farah schrijft over de grotendeels succesvolle inspanningen van islamitische groepen in het Westen om grote stukken onroerend goed te kopen, territorium dat effectief “molsim”land wordt zodra het in handen is van islamistische groepen. Sommige groepen tekenen overeenkomsten om te garanderen dat ze het land alleen zullen verkopen aan andere moslims.
In het bijzonder de Broederschap is actief in het investeren in onroerend goed en bedrijven over heel Europa, en het leggen van een basis voor het toekomstige netwerk dat in staat zal zijn snel en zeer flexibel te reageren in het geval van nog een poging actie te ondernemen tegen de financiële structuur van de groep. Het meeste geld komt uit Saoedi-Arabië en Koeweit.
Volgens Farah staan de regeringen van Europa en de Verenigde Staten deze groepen toe te floreren en zoeken ze naar “gematigde” elementen die omarmd kunnen worden als tegenwicht voor het "radicale" element.
“We hebben geen plan. Zij wel. De geschiedenis toont aan dat degenen die plannen, vooruitzien en een duidelijke strategie hebben gewoonlijk winnen. We zijn niet aan de winnende hand.”
Lees hier deel 1, deel 3, deel 4 en De Eurabië Code - 2008 updates.
De volledige Engelse tekst is op Gates of Vienna te vinden.